Het was al een paar uren stil, toen de deur van een van de huizen in de straat voorzichtig open ging. Want diezelfde nacht wemelde het daar nog van de zombies, en had Mae zich moeten verstoppen in de kelder. Op het moment leek er geen zombie meer te zijn, maar dat betekende niet dat ze er niet waren. Stilletjes liep ze naar buiten, maar niet voordat ze de omgeving vlug gescand had. Liepen er mensen, zombies? Andere dingen waar ze rekening mee moest houden? Ook al leefde ze de afgelopen tijd van huis tot huis, ze was er nog niet echt aan gewend. Al vond ze het heerlijk om alleen te zijn, het voelde niet goed, zo in haar eentje. Ze kon zich prima redden, maar tegelijkertijd was ze in haar eentje ook erg kwetsbaar. Na een paar minuten begon ze lopen. Een grote rugzak op haar rug, haar haar in een slordige knot, boven op haar hoofd. Ze liep het erf af en de straat in. Ze stond heel even stil, twijfelend welke kant ze op zou gaan. Uiteindelijk besloot ze om toch maar naar rechts te gaan. Ze vertrouwde op haar gevoel, en die zei dat ze rechts moest gaan. Ze stapte goed door, haar handen in de zakken van haar zwarte jas. Starend in de verte. Het was stil, een vreemd contrast vergeleken met een tijd terug, toen er nog geen zombies waren. Ze bleef doorlopen, verloren in gedachten. Mae dacht terug naar toen ze nog aan het werk, ze had dit nooit zien aankomen. Maar ja, wie had dit wel zien aankomen? Een virus die mensen zou laten veranderen in zombies. Dit was alleen iets wat je op televisie zag. Maar zelfs het testen van een vaccin draaide uit een fiasco. Ze was een van de weinige die toen de tijd op korte termijn kon helpen met de proefdieren, én die niet dood was. Tot dat zombies het gebouw binnen wisten te komen. Hoe dat mogelijk was, is nog steeds een raadsel. Maar zoveel dingen waren op dit moment een raadsel. Ze kon zich niet meer herinneren hoe ze het gebouw uit gekomen was, toen de zombies binnen stormden. Ze dacht even terug aan haar familie, die meerdere keren had geprobeerd te bereiken. Maar om heel eerlijk te zijn verwachtte Mae niet dat ze nog zouden leven. Een paar weken terug had ze hoop dat haar oom en tante nog zouden leven. Maar toen ze aan kwam bij hun huis, bleek daar een zombie rond te dwalen die verdacht veel leek op haar tante. Ze had de moeite niet gedaan om die zombie dood te maken, maar misschien durfde ze het ook niet. Dus liep ze daar, stilletjes en in haar eentje over straat. Ze hees haar rugzak nog een keer goed op, terwijl ze een steentje weg schopte. Er gingen geruchten rond dat er een plek zou zijn in het Noorden. Een plek waar je veilig was van de zombies. Ter voet zou het een lange reis worden, maar wat moest Mae anders doen? Ze kon niet in deze stad blijven, constant op zoek naar eten en een plek om te slapen. Ze verlangde terug naar De huizen in de straat lagen er verlaten bij. De meeste mensen leken in een haast vertrokken te zijn. Hier en daar stond er een auto, maar die had Mae gister al gecontroleerd of ze het nog deden - maar helaas. Ze keek op toen ze een zwarte kat zag oversteken, want ook die waren er nog. Huisdieren die op eens geen baasje meer hadden. Ze hurkte neer, en maakte geluidjes om de kat te lokken, maar die liep weg door het geluid van een auto. Mae stond op, en keek achter zich, toen ze een rode auto op haar af kwam komen in de verte. Ze twijfelde wat ze zou doen; door lopen, zwaaien of niets doen? Ze zou hier waarschijnlijk spijt van krijgen, maar ze besloot toch om te zwaaien. Misschien dat de chauffeer zou stoppen? Mae stopte plotseling met zwaaien, en bedacht zich dat dit misschien ook iemand kon zijn die geen goede bedoelingen had.