Andy luisterde naar de radio; soms viel er een deel van de zin weg, maar de stem kwam redelijk goed door. De man sprak over welke steden gevallen waren -steden waar naar verluid geen mensen meer woonden en alleen nog maar zombies- en waar nog gevochten werd tegen de zombies. Hij herhaalde wat men kon doen om zich tegen zombies te beschermen: hoe ze ervoor konden zorgen het virus niet te krijgen en hoe men zich tegen zombies konden verdedigen. Het niet oplopen van het virus was tegenwoordig een stuk makkelijker, de overdracht tussen mensen was een stuk lager omdat er minder mensen waren en iedereen achterdochtig was, en mensen hielden als vanzelf afstand van de zombie-dragers. Uiteindelijk werd het interessant, want de spreker had het over veilige plaatsen. Dat er een stad in het noorden was waar geen zombies waren. Tot Andy's teleurstelling vroeg de man om tips over de locatie te delen; deze spreker wist het dus zelf ook niet. In ieder geval waren er nog plaatsen waar tegen de zombies gevochten werd; dat was goed om te weten. Zolang mensen aan het vechten waren was er een kans dat de mensheid deze plaag konden overleven. "Ik denk dat we nog te ver van die veilige plaats zijn om hun radio-communicatie op te vangen," zei Andy, terwijl ze door de verlaten stad reden. Hij keek eens naar zijn dashboard, hopelijk was de stad niet te ver. Zijn benzinetank was al voor een kwart leeg en ze verloren kostbare brandstof nu ze hadden moeten omkeren. "Ik weet niet zeker of we het met de auto tot daar halen. Hier in de stad heb ik bij het laatste tankstation mijn tank niet kunnen voldoen. Het was op." De meeste mensen waren al gevlucht en de aanlevering van brandstof was om begrijpelijke redenen al een tijdje stilgevallen. Het virus heerste immers niet alleen in dit land. Nu hij als een van de laatste de stad verliet was het logisch dat veel al op was.